Bijna iedereen maakt dezelfde fouten op het EP‑examen. Gelukkig kun je ze met een paar simpele gewoontes voorkomen. Gebruik dit lijstje als controle vóór je inlevert.
1. Te lang blijven hangen
Stel een harde grens per vraag. Noteer waar je vastloopt en ga door; kom later terug als er tijd over is.
2. Vraag niet goed lezen
Onderstreep werkwoorden en randvoorwaarden. Check of je antwoord precies is wat gevraagd wordt.
3. Geen tussenstappen opschrijven
Noteer eenheden en rekenpaden. Dit voorkomt domme fouten en maakt controle mogelijk.
4. Onjuiste aannames
Motiveren = onthouden. Schrijf twijfelgevallen expliciet op en wees consequent in gebruik.
5. Eenheden door elkaar
Bouw een snelle eenheden‑check in je eindcontrole. Kloppen de ordegroottes?
6. Geen tijd voor controle
Plan de laatste 10 minuten voor overzichtscontrole: compleetheid, eenheden, afronding.
7. Onbekende softwarehandelingen
Oefen vooraf het exacte workflowpad. Sneltoetsen en sjablonen besparen minuten.
8. Te weinig oefenen met cases
Combineer theorie met praktijk. Minimaal één samengestelde case per hoofdstuk.
9. Onhandige tijdsverdeling
Begin met zekere punten, parkeer twijfel. 80/20 werkt: eerst scoren, dan verdiepen.
10. Geen zicht op voortgang
Houd de klok en je vragenlijst in de gaten. Vink af wat af is.
11. Stress bij tegenslag
Adem uit, formuleer wat je wél weet en ga verder. Eén lastige vraag bepaalt niet je eindcijfer.
12. Onvoldoende rust en energie
Slaap, water, licht eten. Je brein is je belangrijkste hulpmiddel; behandel het zo.
Maak van deze lijst je vaste eindcontrole. Kleine routines leveren grote resultaten op.